Instanties bellen, een kunst die ik niet beheers. Bedenken dat je iets wil is één ding. Het in werking zetten, het begin van een heel proces van angst, uitstel, zenuwen, nachtmerries, slecht slapen tot paniekaanvallen aan toe.
Zomertijd. Lichaam, brein en klok weer enigszins op één lijn krijgen duurt altijd ’n paar weken. Deze eerste week begint met twee drukke dagen, waaronder een netwerkbijeenkomst met 30 mensen en de spanning rond het moeten bellen naar een zorgconsulent na online verdwaalt te zijn in uitzonderingsregels en prijslijsten van de zorgverzekering.
Woensdag, overprikkeld, studeren op de bank. Alle andere werkzaamheden die ook aandacht willen probeer ik op afstand te houden. Dan slaat mijn hele systeem op hol: mijn hart gaat als ’n razende tekeer, op volume 10 dreunt het in mijn hoofd mee. Als ik probeer te bewegen, beweegt alles om me heen. Heel stil blijf ik zitten. Mijn ademhaling is snel en hoog, die moet als eerste omlaag. Adem in, adem uit, middenrif ontspannen, 1-2-3-4-5-6 uit, 1-2-3-4-5-6 in.Voor de zekerheid tik ik 112 in mijn telefoon. Als de volgende golf duizeling op komt druk ik op groen.
De mevrouw aan de andere kant weet met de juiste vragen gerust te stellen. Ik ben bekend met paniekaanvallen, maar sommigen zijn ze zo heftig dat ik niet weet wat er gebeurt. Als we ophangen bedank ik haar voor luisteren en de geruststelling.
‘Geen probleem, je mag altijd bellen.’
In al de jaren dat ik ze heb, is dit pas de 4ᵉ keer dat ik 112 bel, maar het is fijn te horen dat het ok is, ook al voel ik me nu schuldig haar tijd verdaan te hebben. De rest van de dag studeer ik thuis, voor de dag erna staan weer 2 afspraken, een paar uur vrijwilligerswerk in de bieb en ’s middags bezoek van een vriendin.
Gisteren moest het gebeuren. Volgende week woensdag is alweer de vaste afspraak met de psycholoog, dan kan ik niet zeggen dat ik nóg niet gebelt heb. Na mezelf vier uur bezig houden met klusjes, proberen te leren en níet naar de studio gaan, want ik moet bellen, lukt het me om 15.35u eindelijk het telefoonnummer van de zorgconsulent op te zoeken. Ik vecht tegen de mist die opdoemt in mijn brein. Nog een paar stress rondjes door de kamer, dan bel ik: wachttijd 5 minuten.
Na twee minuten vraagt een vrouwenstem hoe ze kan helpen. Stotterend en stamelend komt de vraag eruit waar ik terecht kan voor ’n diagnose autisme en hoe het zit met vergoedingen. Ze lacht om mijn onhandige formulering en antwoord vriendelijk:
‘Dat is ’n vraag voor de zorgconsulent. Dat ben ik niet, maar ik kan wel ’n terugbel afspraak voor u maken.’
Mijn brein schakelt uit. Het idee vanaf nu te moeten wachten op dat telefoontje is niet te doen. Mompelend bedank ik.
‘Ik probeer maandag nog wel ’n keer’.
Een druk op de rode knop. Ik sta mijn lijf toe alle spanning eruit te trillen, slik en knipper tranen weg. Eindelijk kan ik naar de studio en de week, al schrijvend, nog eens doornemen. Morgen weer echt aan ‘ t werk. Focus. Rust.