Ik ben een vijver in de tuin van het leven. Mijn water bevind zich midden in dit grote universum. Ik bevind mij in het water van mijn ziel. ‘Ik’ bén dit water zelf. Een enkele keer is het oppervlak stil, glad als een spiegel. Meestal echter is het in een of andere staat van beweging. Rustig heen en weer kabbelend, wat roeriger golvend of geteisterd door ondergrondse stromingen die aan het oppervlak nooit zichtbaar zullen zijn.
Net zoals Persephone ondergronds getrokken werd, wordt ik eens in de zoveel tijd door de mangel van mijn brein gehaald. Meestal gaat er een periode aan vooraf waarin veel nieuwe dingen op me af komen. De rustig ogende vijver krijgt hier en daar steentjes toegeworpen. Kringen rimpelen het oppervlak en hier en daar rakelt het steentje iets van de bodem op als het de diepte raakt. Er lijkt weinig aan de hand, tot het tempo van de steentjes opgevoerd wordt, dan ineens komt het water niet meer tot rust. Kring na kring breekt het wateroppervlak, losse steentjes concentreren zich tot een hagelbui. De eerder nog heldere wereld onder het wateroppervlak wordt troebel en ondoorgrondelijk.
Van de buitenkant is niets te zien. Die hele storm, waarin gevochten moet om te overleven, gaat aan de buitenwereld voorbij. Verstopt achter hoge muren, waar die wereld zichzelf op projecteren kan. Ik ben niet die projecties. Ik ben de vijver, de stilte, de storm, de hagelbuien. Alles wat beweging en niet-vast is, dat ben ik. Alles wat onzichtbaar is, ben ik.
Een voor een komen de hints vanuit het universum naar me toe. Een autistische klant, een documentaire, een artikel, een boek en nog een en nog een. Vragen, opgeroepen in het ene boek, vinden antwoord in het andere boek, soms al voor het eerste uit is. Al snel wordt ik dieper en dieper de spiraal van obsessief onderzoek ingezogen. Ik weet hoe dit werkt, me ertegen verzetten heeft geen zin. In overgave de diepte in, is het enige wat me hier doorheen gaat halen. Iedere maalstroom heeft zijn eigen uitgang.
Zo volgen stormachtige dagen, weken, van lezen, schrijven, denken, herinneren, onderzoeken. Steentje na steentje wat me wordt toegeworpen oppakken en bekijken. Wat oud is en rustig op de bodem lag, komt ineens weer omhoog, mengt zich met wat nieuw binnenkomt. Op het dieptepunt openbaart zich de kern. Dit is waar waarheid zich bevindt, waar ik naar toegeleid werd. Dit is de diamant die ik moest vinden. Alles begint op zijn plek te vallen. Hagelstenen versmelten met het water wat al was, sediment van losgewoelde modder hecht zich tot verse bodem. Nieuwe kennis hecht zich aan oude waarheid, zet het in nieuw licht. Ademhaling komt hortend en stotend tot rust, brengt kalmte na een paniekerige strijd tot overleven.
De vijver is gekalmeerd. Ik heb de storm doorstaan en zoek mijn weg in nieuwe helderheid.